27.9.07

Bijlage bij akkoord

De brede inzet van de corporaties

Uitgangspunt is dat alle corporaties in Nederland de lokale opgaven realiseren die ze hebben afgesproken met de gemeente op basis van diens woonvisie. De corporaties in de 40 wijken leveren een extra inspanning in de vorm van het realiseren van met de gemeente overeengekomen wijkactieplannen. Deze bijlage gaat over deze extra inspanning van de corporaties in de 40 wijken en de daarbij van toepassing zijnde condities en faciliteiten. Dit betreft met name het privaatrechtelijke Investeringsfonds dat voor dit doel wordt opgericht. Op basis van het Antwoord aan de samenleving en het Coalitieakkoord hebben partijen in het Onderhandelaarsakkoord afspraken gemaakt over de inrichting van een Investeringsfonds. Dit fonds zal naast de 40 wijken ook gebruikt worden ten behoeve van de overige wijken in Nederland en zal begin 2008 operationeel zijn. Aedes en de Minister voeren met het oog op de algemeen verbindend verklaring van de afspraken over de werking van het fonds nader overleg.
1. De totstandkoming van de wijkactieplannen
1.1. Gemeenten, corporaties en bewoners maken – waar nodig samen met andere partijen – onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente wijkactieplannen met betrekking tot de 40 wijken. In de bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer (TK 2006-2007, 30995, nr.7, het Actieplan Krachtwijken) is dit aangegeven. Met het Actieplan Krachtwijken heeft de Minister beleidsinhoudelijke sturing aan de wijkactieplannen gegeven. Dit betreft onder meer de aspecten die bij de wijkaanpak (in beginsel) aan de orde dienen te komen: wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid.
1.2. In de wijkactieplannen dient ook de financiering en de sturing van de uitvoeringsorganisatie helder te zijn gemaakt. Lokale partijen behouden de ruimte om zelf het meest geëigende besturings- en uitvoeringsmodel overeen te komen zoals PPS constructies danwel het leggen van regie en uitvoering in één hand bij gemeente of corporatie.
1.3. De Minister kan tot het oordeel komen dat een wijkactieplan voor één van de 40 wijken onvoldoende basis is voor het overeen te komen charter tussen rijk en gemeente. Alsdan verzoekt de minister de gemeente om in overleg met partijen te komen tot een aangepast plan.
1.4. Indien lokale partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over een wijkactieplan of de uitvoering daarvan, kunnen zij mediation of arbitrage inroepen. De Minister en Aedes zorgen er voor dat deze faciliteiten beschikbaar komen. Indien partijen weigeren op voornoemde wijze naar oplossingen te zoeken, zal de Minister interveniëren via de bestuurlijke en/of de toezichtslijn.
2. De financiering van de wijkactieplannen
2.1. Naast de inzet van gemeenten en de inzet van middelen van andere departementen komt in de 40 wijken een additionele inzet van de corporaties beschikbaar van € 250 miljoen per jaar gedurende 10 jaar ten behoeve van de fysieke, sociale en economische pijler. In totaal is dat een bedrag van € 2,5 miljard over de periode 2008 – 2017.
2.2. De Minister zal op basis van objectieve criteria een indicatieve toerekening van de additionele financiële inzet van de corporaties naar elk van de 40 wijken bekend maken. De definitieve toerekening wordt vastgelegd in de charters die gesloten worden tussen de Minister en de gemeenten.
2.3. Alle corporaties leveren een bijdrage naar draagkracht aan het Investeringsfonds, maar corporaties in de 40 wijken die van het Investeringsfonds gebruik maken, zijn daarvan vrijgesteld. De precieze reikwijdte van deze vrijstelling wordt nog in onderling overleg tussen partijen bezien. Het criterium voor draagkracht is de WOZ-waarde van het bezit van de corporatie.
2.4. De Minister zal via een algemeen verbindend verklaring regelen dat alle corporaties bijdragen aan het Investeringsfonds
2.5. Corporaties die actief zijn in de 40 wijken kunnen onder de voorwaarden die de Minister en Aedes in het Onderhandelaarsakkoord en deze bijlage zijn overeengekomen, een trekkingsrecht op het Investeringsfonds uitoefenen voor investeringen in vastgoed uit de wijkactieplannen. Wanneer er geen of onvoldoende fysieke investeringen in de wijkactieplannen zijn vastgelegd, kunnen ook reeds eerder gemaakte investeringsafspraken voor de betreffende wijk vanuit het Investeringsfonds ge(her)financierd worden.
Daarbij geldt als voorwaarde:
- dat de corporatie een akkoord heeft gesloten met de gemeente over de wijkaanpak, dat ten grondslag ligt aan de charter die de gemeente heeft gesloten met de Minister;
- dat het bestuur van de corporatie verklaart dat zij – na het verkennen van alternatieven binnen de sector – tot de conclusie is gekomen dat het uitoefenen van het trekkingsrecht op het Investeringsfonds noodzakelijk is.
Door het Investeringsfonds vindt geen toetsing van de aanvragen plaats.
2.6. Het Investeringsfonds biedt de corporaties die actief zijn in de 40 wijken de volgende faciliteiten:
- Het Investeringsfonds stelt investeringscapaciteit ter beschikking aan de corporaties die hun trekkingsrecht uitoefenen, tot het bedrag van de door de Minister voor die wijk in het charter met de gemeente vastgelegde additionele inzet. De corporatie verkoopt daarvoor woningen uit de betreffende wijk aan het Investeringsfonds;
- Dit vastgoed blijft in beheer bij de corporatie. Er worden afspraken gemaakt tussen die corporatie en het Investeringsfonds over het beheer en de exploitatie. Uitgangspunt daarbij is dat het Investeringsfonds een rendement maakt op het niveau van inflatie;
- Het investeringsrisico inclusief de onrendabele top op de huurexploitatie, wordt volledig gedragen door het Investeringsfonds.
2.7. Door de condities die het Investeringsfonds biedt, ontstaat er bij de corporaties in de veertig wijken extra financiële ruimte voor de activiteiten uit het wijkactieplan. Partijen gaan ervan uit dat dit een bedrag is van in totaal van € 750 mln. bij het volledig benutten van de trekkingsrechten door de corporaties in de 40 wijken.
3. De borging van het maatschappelijk gebonden vermogen bij de inzet in de wijkaanpak.
3.1. Bij de borging van de aanwending van het maatschappelijk vermogen op het brede terrein van het wonen (fysiek, sociaal en economie) gelden de volgende uitgangspunten:
- Het werkdomein van de corporaties is niet statisch maar ontwikkelt zich naar tijd en plaats;
- De invulling van het werkdomein is de uitkomst van een lokaal proces, waarbij de
beleidsbeïnvloeding door belanghouders (nader uit te werken conform artikel 2 van
dit akkoord) en de afspraken die met de gemeente tot stand komen in de wijkactieplannen belangrijke elementen in de legitimatie van de activiteiten van de corporatie vormen;
- De inzet van de corporaties op het terrein van de leefbaarheid in de buurten en de wijken, in het bijzonder in de 40 wijken, en van een vitaal platteland, vergt meer dan ooit creatieve locale oplossingen, samenwerking met andere maatschappelijke organisaties en ruimte voor ondernemerschap.
3.2. Om deze ontwikkeling en de inzet van de corporaties conform dit akkoord en het ‘Antwoord aan de samenleving’ te stimuleren, spreken partijen af:
- dat een gezamenlijk afsprakenkader wordt geformuleerd waarin op hoofdlijnen beschreven wordt wat tot brede terrein van het wonen (fysiek, sociaal en economie) conform bovengenoemde uitgangspunten gerekend kan worden;
- dat een gezamenlijk overzicht wordt opgesteld van bestaande praktijkvoorbeelden die goed in de beschreven hoofdlijnen passen en een goede invulling kunnen zijn van de gewenste additionele inzet van de corporaties in de 40 wijken;
- partijen komen overeen dat deze afspraak binnen 4 weken is uitgevoerd, na ondertekening van het Onderhandelaarsakkoord.
4. De vormgeving en werking van het Investeringsfonds
4.1. Het Investeringsfonds wordt vormgegeven als een toegelaten instelling. De benoeming van de voorzitter van de raad van commissarissen bij oprichting vindt in overleg met de Minister plaats. In verband met het algemeen verbindend verklaren van overeenkomsten die betrekking hebben op de obligo’s die corporaties afgeven aan het Investeringsfonds,vindt overleg plaats met de Minister over het beleidsplan van het Investeringsfonds. Het beleidsplan behoeft de voorafgaande goedkeuring van Aedes. Voor beide partijen zijn de afspraken uit dit akkoord, inclusief deze bijlage, daarbij kaderstellend.
4.2. Zodra de verenigingscommissie van Aedes die belast is met de nadere uitwerking van het Investeringsfonds haar advies heeft uitgebracht, zullen partijen voor eind november opnieuw met elkaar in overleg treden.