28.6.07

Notitie tijdelijk verhuur (25 juni 2007)

Hier


Griffie

Notitie

Van: P.J. Brouwer
E-mail: PJ.Brouwer@griffie.rotterdam.nl
Fax: (010) 417 91 61
Telefoon: (010) 417.2488

Bezoekadres: Stadhuis
Coolsingel 40 Rotterdam
Postadres: Postbus 70012
3000 KP Rotterdam

Aan:
de commissie voor Fysieke Infrastructuur, Buitenruimte en Sport

Betreft: Beleidskader tijdelijke verhuur op grond van Leegstandwet.

Datum: 25 juni 2007

Reden van bespreking.
De wenselijkheid van een beleidskader tijdelijke verhuur is gebleken in het kader van de discussie op 11 januari 2007 over de 85 woningen in Vreewijk.

Relevante stukken.
- Brief wethouder Karakus dd. 15 juni 2007
- concept-beleidskader

Inhoudelijke aandachtspunten.
Tijdelijke verhuur van te slopen woningen is onderdeel van een reeks besluiten die vooraf gaat aan daadwerkelijke sloop van woningen:
- bereiken van overeenstemming over sloop;
- verlening van een vergunning tot woningonttrekking (bevoegdheid: deelgemeente)
- verlening vergunning tot tijdelijke verhuur (bevoegdheid B&W, gemandateerd aan dir. dS+V)
- verlenen sloopvergunning (bevoegdheid: deelgemeente).

Voor wat betreft het bereiken van overeenstemming over sloop is redelijk vaag hoe deze kan bereikt. Indien het corporatiewoningen betreft is een inmiddels gangbare praktijk dat gewenste sloop onderdeel vormt van een gebiedsafspraak tussen gemeente, deelgemeente en corporaties. Wat is echter de situatie in de gevallen die zich afspelen buiten een als zodanig aangewezen herstructureringsgebied, waar een gebiedsafspraak niet aan de orde is? En hoe is de gang van zaken indien het niet een corporatie betreft maar een particuliere verhuurder?

Ook is een vraag of de verdeling van de bevoegdheden over de bestuurslagen de meest efficiƫnte is. Als de deelgemeente het geschikte orgaan wordt geacht om te beslissen over woningonttrekking en sloop, is het dat dan minder voor beslissingen over tijdelijke verhuur?

Tenslotte is opmerkelijk dat de wethouder een ambtelijk concept voorlegt (om advies, blijkens de laatste zin) van het beleidskader waarover het college nog een besluit moet nemen. Wat is de reden voor deze handelwijze? Wordt de commissie gezien als een adviesorgaan van het college? Dat is dan in afwijking van het duale bestuursmodel. Is het een methode om wensen en bedenkingen te leren kennen? Als dit laatste zo is dan wordt dat niet met zoveel woorden uitgesproken en bovendien is het verzoek dan ten onrechte niet gericht aan de raad.

Financiƫle consequenties.
N.v.t.

Vervolgprocedure.
Het is kennelijk de bedoeling dat het college een standpunt bepaalt nadat de commissie een oordeel heeft gegeven. Het vaststellen van een beleidskader is een collegebevoedheid omdat het een uitwerking is van een in de Leegstandwet aan het college toegekende bevoegdheid.