25.8.07

Probleemwijken volgens 18 criteria... vijf onbruikbaar

Uit de NRC van 25 augustus 2007

Probleemwijken ‘slecht gekozen’
Door een onzer redacteuren
Rotterdam, 25 aug. De veertig wijken van minister Vogelaar (Wonen, Werken en Integratie, PvdA) zijn niet goed gekozen. Dat stellen drie onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam.

Enkele buurten in de veertig wijken horen volgens de onderzoekers tot de beste van Nederland. Het is de eerste wetenschappelijke kritiek op de lijst van veertig wijken die extra geld moeten krijgen van het kabinet. Eerder kwam er al kritiek van verschillende gemeenten.
De critici, hoogleraar sociale geografie Sako Musterd en twee medewerkers, stelden een nieuwe lijst op die volgens hen beter weergeeft wat de probleembuurten zijn. Vijftien van Vogelaars veertig wijken ontbreken op deze lijst. Ook staan er buurten op die Vogelaar juist niet koos. Deze liggen in Nijmegen, Leeuwarden, Den Haag, Uden, Hilversum, Maastricht, Utrecht, Helmond, Tilburg en Arnhem, en Amsterdam.
Vogelaar verdeelde Nederland in postcodegebieden en paste daar achttien criteria op toe, zoals gemiddeld inkomen, percentage werkenden en ervaren overlast. De veertig wijken die het ‘slechtst’ scoorden, kwamen op de lijst. In deze wijken dreigt het gevaar van „toenemende tweedeling”, schreef Vogelaar de Tweede Kamer.
Maar volgens de onderzoekers zijn vijf van de achttien criteria onbruikbaar voor het meten van achterstanden, zo schrijven zij in het Tijdschrift voor de Volkshuisvesting. Zo weegt Vogelaar het aantal kleine, voor 1970 gebouwde en goedkope woningen mee. Maar grote aantallen van zulke woningen wijzen niet op achterstand, stellen de onderzoekers.
De meest welvarende wijken in Nederland bestaan uit huizen van voor 1970. Ouderen willen graag kleine woningen en oude huisjes in binnensteden zijn geliefd. Sociale huurwoningen zijn niet per se een bron van sociale problemen. Vogelaar gebruikt ook ‘verhuisgeneigdheid’ en aandeel ‘huishoudens met lage opleiding’ als criteria. Ook die schrapten de onderzoekers bij hun selectie. Verhuisgeneigdheid hoeft volgens hen niet op achterstand te wijzen en arme wijken kennen juist vaak een groot saamhorigheidsgevoel.